HOOFDSTUK I: KANAÄN
01. Voorgeschiedenis Kanaän
02. Kanaän, land van melk en honig
03. De bevolking van Kanaän
04. De Kanaänieten
05. Koningen en stadstaten
06. Interne strijd
07. Kanaän zonder eenheid
08. Kanaänitische goden
HOOFDSTUK II:
HANDEL & WANDEL
01. Gildevorming
02. Het klassensysteem
03. De kooplieden
04. Herinnering aan een handelscultuur
05.
Abram in Ur
06. Rijkdom en welvaart
07. Landbouw en veeteelt
08. De purperindustrie
09. De exodus als handelsmissie
HOOFDSTUK III:
FENICIË OMSTREEKS 800 V. CHR.
01. Salomo en koning Hiram
02. Tarsis
03. Tyrus en Sidon
04. Carthago
05. Huizen van ivoor
06. De Libanon alom geprezen
07. Biblos
08. De kuststeden
09. India en China
10. De Hethieten
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6
HOOFDSTUK I: KANAÄN
01. Voorgeschiedenis van Kanaän
Het menselijke lichaam drukt zich uit in een landschap is een oud gezegde, dat we onder andere in de Taoïstische leer van Lao-tse (±604 - 517 voor Chr.) tegenkomen. Zo’n voorbeeld van analogisch denken geeft op zijn minst aan, dat men in de Oudheid een samenhang zag tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving. De kenmerken en de uitstraling van een bepaald gebied waren van invloed op haar bevolking, en andersom. Iedere streek, elk landschap brengt zijn eigen soort wezens voort, zo dacht men in de Oudheid. En wanneer iemand ergens woonde of geboren was, kwam er volledige identificatie met de leefomgeving tot stand. Iets dergelijks moet ook gespeeld hebben bij de Hebreeërs en Israëlieten, die zich kennelijk om de een of andere reden speciaal tot Kanaän aangetrokken voelden. Als persoon komen we Kanaän al tegen bij Gn.10:06, waar hij via Cham een afstammeling van Noach blijkt te zijn.
Gn.10:01-
Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth (…).
Gn.10:06-
En de zonen van Cham waren Kusch, Mizraïm, Put en Kanaän.
Gn.10:15-
En Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth en de Jebusiet, de Amoriet, (...).
Het gebied Kanaän was vernoemd naar haar stichter Kanaän, en hetzelfde principe geldt voor zijn zonen. Sidon verwijst naar de stadstaat Sidon; Heth naar het rijk der Hethieten, en Jebus naar de oude stad Jebus (het latere Jeruzalem). Sidon en Jebus lagen in Kanaän. Zie voor de betreffende locaties afbeelding 2.
De gewoonte om een territorium naar haar stichter of leider te vernoemen, zou niet aan de orde zijn geweest als men geen eenheid en verbondenheid met een bepaald gebied had ervaren.
Bovenstaande fragmenten leggen meteen uit wie volgens de Bijbel de oorspronkelijke eigenaar van Kanaän was, namelijk een verre bloedverwant van Israël. Ondanks dat het land Kanaän in de loop der tijd werd ingenomen door andere volkeren, bleef de band met het land altijd bestaan. We zien Abram (die overigens een afstammeling van Sem was) eeuwen later naar Kanaän trekken; kennelijk in een tijd dat het gebied overheerst werd door inheemse stammen. En ook na de uittocht uit Egypte moest het land door Israël (opnieuw) veroverd worden.
De vraag werpt zich dan op wat Kanaän zo aantrekkelijk maakte, waardoor Hebreeën en Israëlieten er steeds naar terug wilden keren.
Een ander probleem betreft de grenzen van Kanaän. Beperkte het land zich tot een klein gebied langs de oostelijke kust van de Middellandse Zee? Gn.10:15 is al direct een eerste aanwijzing dat Kanaän veel verder reikte. Immers, Heth die ook een zoon van Kanaän was, vertegenwoordigde het rijk der Hethieten dat in het huidige Turkije (Anatolië) lag. Met andere woorden: we moeten Kanaän en de Kanaänieten in een veel ruimer perspectief opvatten.
02. Kanaän, land van melk en honig
Lv.20:24-
(...) gij zult hun land in bezit nemen en Ik zal het u geven om het te bezitten, een land vloeiende van melk en honig; (...)
Wat was het motief voor de aartsvaders en hun nakomelingen om naar Kanaän te trekken? De Bijbel beschrijft het land als een vruchtbaar en rijk gebied, een land van melk en honig. Was Kanaän een soort luilekkerland, waar bijen op af komen als op een pot honing? De Chinese wijsgeer Huainan zi stelde ondermeer, dat een vruchtbare landstreek het goede oproept in zijn bevolking. In geval van Kanaän kunnen we het “goede” in zeer materiële zin opvatten, want alle ingrediënten waren hier aanwezig waardoor de economie kon floreren: water, grondstoffen en een gunstige ligging. En dit legde de burgers natuurlijk geen windeieren.
a. Water
Gn.13:10-
Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; (...).
Door de Jordaan en haar zijrivieren, was Kanaän rijk aan water en zeer geschikt voor landbouw en veeteelt. Ook rondreizende handelslieden en kooplieden profiteerden van het waterrijke gebied. Hun lastdieren konden er immers regelmatig een slokje drinken, wat het transport van goederen ten goede kwam.
b. Eigen grondstoffen
De volgende drie fragmenten laten weten, dat Kanaän veel eigen grondstoffen bezat: ijzer, koper en uit de Libanon kwamen verschillende soorten hout en specerijen. Zie voor de Libanon afbeelding 1. Bovendien brachten landbouw en veeteelt een keur aan producten op.
Dt.08:07-
Want de HERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op de bergen ontspringen; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgebomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig; een land, waarin gij niet in armoede uw brood zult eten, waarin gij aan niets gebrek zult hebben; een land, waarvan de stenen ijzer zijn en uit welks bergen gij koper zult houwen.
Ga verder met hoofdstuk I, paragraaf 02 »