HOME

"KANAÄN EN FENICIË"

VOORWOORD

HOOFDSTUK I: KANAÄN

01. Voorgeschiedenis Kanaän
02. Kanaän, land van melk en honig
03. De bevolking van Kanaän
04. De Kanaänieten
05. Koningen en stadstaten
06. Interne strijd
07. Kanaän zonder eenheid
08. Kanaänitische goden

HOOFDSTUK II:
HANDEL & WANDEL


01. Gildevorming
02. Het klassensysteem
03. De kooplieden
04. Herinnering aan een handelscultuur
05. Abram in Ur
06. Rijkdom en welvaart
07. Landbouw en veeteelt
08. De purperindustrie
09. De exodus als handelsmissie

HOOFDSTUK III:
FENICIË OMSTREEKS 800 V. CHR.

01. Salomo en koning Hiram
02. Tarsis
03. Tyrus en Sidon
04. Carthago
05. Huizen van ivoor
06. De Libanon alom geprezen
07. Biblos
08. De kuststeden
09. India en China
10. De Hethieten

NAWOORD

AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6

"KANAÄN EN FENICIË"

Taänak kenmerkt zich door een zeer oud verleden, en onderging al een bloeiperiode in de bronstijd. Verder werd zij al vermeld in de Egyptische kronieken van farao Thoetmosis III, wiens regeerperiode we kunnen dateren van 1482-1450 voor Chr. In het paleis van Taänak vond de archeoloog Sellin verschillende kleitabletten terug, waarop een groot aantal persoonsnamen. Deze namen tonen aan dat de stad een zeer gemengde bevolking herbergde, want slechts een derde van de namen blijkt zuiver Kanaänitisch. De rest bestaat uit Egyptische, Babylonische, Amoritische en Akkadische invloeden.
De opgravingen in Taänak geven enig inzicht in de samenleving, waar Israël aan deel moest nemen toen het omstreeks 1200 voor Chr. Kanaän binnentrok. Door de uitgebreide handel was het gebied een ware smeltkroes van culturen en godsdiensten.

04. De Kanaänieten

Wie waren de Kanaänieten? Volgens deskundigen is de etymologie en de betekenis van de naam Kanaän nog steeds onzeker. Voor het eerst komt zij voor in de 15e eeuw v. Chr., als kinahhu, kinahna, of kinahnu. Een inscriptie op een standbeeld van koning Idrimi van Alalach (±1510-1480 v. Chr.) spreekt van: ki-in-a-nim. Zie voor Alalach afbeelding 3.
De Kanaänieten kunnen we echter niet opvatten als een georganiseerde etnische eenheid, zodat we niet mogen spreken van het volk der Kanaänieten. De vraag is dan, wat dan wél karakteristiek was voor de Kanaänieten, zodat zij toch een speciale naam kregen en zich wisten te onderscheiden van andere sociale groeperingen. Kenmerkend voor de Kanaänieten was in ieder geval, dat zij zich onder verschillende bevolkingsgroepen bevonden; onder de Egyptenaren, onder de Hethieten, onder de Filistijnen etc. en waarschijnlijk  ook wel onder de Israëlieten. Zo'n infiltratie van Kanaänieten te midden van etnische bevolkingsgroepen doet sterk denken aan de leefwijze van de latere Feniciërs, bij wie het vooral om een handelsnaam ging. Feniciërs komen we omstreeks 1200 voor Chr. al tegen als personen, die op allerlei wijzen bij de handel betrokken waren, hetzij omdat zij kooplieden waren, hetzij omdat zij thuis of in den vreemde een of ander ambacht uitoefenden.
In de Mesopotamische stad Nuzu (afbeelding 2) vond men geschriften waarin een bijvoeglijk naamwoord kinahhu voorkomt, dat verwijst naar de purperkleurstof. Deze kleur duidde op de purperververijen, waar de Fenicische bevolking vermaard om was. Vandaar, dat Fenicië ook wel bekend stond als het Purperland.
We houden het er voorlopig dus op, dat de Kanaänieten dezelfde zijn als de Feniciërs, met dien verstande dat het bij de Feniciërs om een meer recente handelsnaam ging. Het Hebreeuws kent voor Kanaäniet zelfs de naam ke-na-anni, waarmee men een koopman of handelaar bedoelde.
Alles bij elkaar, is de naam Kanaän het beste te omschrijven als een uitgebreid handelsnetwerk waarvan het centrum aanvankelijk in Kanaän lag, een klein gebied ten oosten van de Middellandse Zee. De personen binnen dit lichaam kunnen we dan Kanaänieten noemen.

05. Koningen en stadstaten

Lange tijd was er in de Oude Wereld, maar één gebied te vinden, dat het karakter had van een politieke eenheid en dit was Egypte. De rest van de regio bestond uit een conglomeraat van kleine stamgebieden en stadstaten. De stadskernen van deze staatjes waren doorgaans versterkt en bezaten rondom stenen muren, waarbinnen zich de tempels, het paleis, kazernes, voorraadschuren en magazijnen bevonden. Buiten de stadsmuren van de moederstad woonden de onderdanen in dorpjes: de dochteren van de stad. Gewoonlijk droegen de stadstaatjes dezelfde naam als hun stadskern, zoals ook de provincie Utrecht is genoemd naar de stad Utrecht. Vele fragmenten in de Bijbel verwijzen naar de stadstaten, hun koningen en de dochteren. Ja, eigenlijk overheerst de sfeer van de stadstaten véél meer in de Schrift, dan die van het Bijbelse herdersvolkje. Hieronder een paar voorbeelden.

Ps.137:08-      
Gij, dochter van Babel, ter verwoesting bestemde, gelukkig hij, die u zal vergelden hetgeen gij ons hebt aangedaan; (...)

De stadstaat Babel had verschillende dochteren onder haar paraplu, terwijl Babel weer bij het district Babylonië hoorde (zie voor Babylon afbeelding 2).

Jr.46:11-        
Trek op naar Gilead en haal balsem, o jonkvrouw, dochter van Egypte; (...).

De streek Gilead werd beschouwd als een dochter van Egypte. De locatie van Gilead is niet met zekerheid bekend. Men neemt aan ten noorden en ten zuiden van de rivier Jabbok (afbeelding 1).

Ps.48:12-        
Laat de berg Sion zich verheugen;
laten de dochters van Juda juichen om uw gerichten.

De dochters van Juda verwijzen naar de onderhorige dorpen van het district Juda. De organisatie van dorpjes rond een centraal punt komt in alle bijbelboeken wel voor.
Iedere stadstaat werd geregeerd door een koning, die niet zelden de stichter ervan was. Zo zal Abrams broer Haran koning en stichter zijn geweest van de gelijknamige stadstaat Haran, en zijn broer Nahor stichter van de stad Nahor.

Gn.11:27-       
(...)Terah verwekte Abram, Nahor en Haran,(...)

Gn.11:32-       
(...) en Terah stierf te Haran.

Gn.24:10-
(…) hij maakte zich op en ging naar Mesopotamië, naar de stad van Nahor.

 

Ga verder met hoofdstuk I, paragraaf 05 »