HOME

"KANAÄN EN FENICIË"

VOORWOORD

HOOFDSTUK I: KANAÄN

01. Voorgeschiedenis Kanaän
02. Kanaän, land van melk en honig
03. De bevolking van Kanaän
04. De Kanaänieten
05. Koningen en stadstaten
06. Interne strijd
07. Kanaän zonder eenheid
08. Kanaänitische goden

HOOFDSTUK II:
HANDEL & WANDEL


01. Gildevorming
02. Het klassensysteem
03. De kooplieden
04. Herinnering aan een handelscultuur
05. Abram in Ur
06. Rijkdom en welvaart
07. Landbouw en veeteelt
08. De purperindustrie
09. De exodus als handelsmissie

HOOFDSTUK III:
FENICIË OMSTREEKS 800 V. CHR.

01. Salomo en koning Hiram
02. Tarsis
03. Tyrus en Sidon
04. Carthago
05. Huizen van ivoor
06. De Libanon alom geprezen
07. Biblos
08. De kuststeden
09. India en China
10. De Hethieten

NAWOORD

AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6

"KANAÄN EN FENICIË"

5.

Afgezien van de koning, stond ieder stadstaatje onder leiding van een priesterschap en mocht elk stadstaatje zich verheugen in de aanwezigheid van een grote familie plaatselijke huisgoden. Vaak was de koning tegelijk hogepriester, zoals de Bijbel meedeelt over Melchizedek die koning en priester was van het stadstaatje Salem (Jeruzalem).

Gn.14:18-       
En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de
Allerhoogste.

Politiek en religie waren destijds niet te scheiden in de maatschappij en omdat een koning gelijk een god op aarde was, onderhield hij zeer nauwe relaties met de lokale goden en het priesterschap. De priesters toonden geen enkele animo om naar politieke eenheid te streven, want ook hun positie kwam daardoor op het spel te staan. Zij zullen dus evenmin behoefte hebben gehad om zich te scharen achter een verenigd koninkrijk Israël en zeker niet onder leiding van hun Ene God .

Dat elk stadstaatje in Kanaän zijn eigen plaatselijk goden aanbad, kunnen we nog opmaken uit de namen van sommige steden, zoals:
Bethel               -Huis van El (waarmee de Kanaänitische oppergod El was bedoeld)
Beth-lechem      -Huis van de god Lechema
Beth-San          -Huis van de slangengodin Sjachan
Beth-Semes      -Zonnehuis

El, Lechema, Sjachan en Semes (Sjamasj) waren oorspronkelijke Kanaänitische goden.
Uit Gn.31:34 blijkt, dat het gezin van Laban zijn eigen huisgoden beleed. We zien Rachel (de vrouw van Jakob) bovenop haar terafim zitten.

Gn.31:34-       
Rachel nu had de terafim genomen en in het kameelzadel gelegd, en was daarop gaan zitten.

De terafim (het beste te vertalen door huisgod) was een mini-afgodsbeeldje, dat welvaart en voorspoed moest schenken. Het hoeft niet benadrukt, dat zulke beeldjes in zakformaat buitengewoon praktisch waren voor handelaren en kooplieden, die veel op reis waren. Tussen al hun goederen was altijd wel een plekje over, waar je zo’n klein beeldje kon opbergen. Bovendien was een reiziger met een terafim op zak, verzekerd van een goddelijke hand boven zijn hoofd!
Kortom, het antwoord op de vraag of Israël ooit een twaalf stammenrijk of verenigd koninkrijk was, zal toch “nee” moeten zijn, zoals Nm.23:09 eigenlijk al aangeeft.

Nm.23:09-      
Zie, een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent.

In de oudoosterse literatuur komen Israëls koningen Saul, David en Salomo dan ook niet voor. Daarmee is niet gezegd dat er geen Israël zou hebben bestaan, maar wellicht moeten we bij de naam Israël eerder denken aan een sekte of verschillende afdelingen van een mysterieschool, die zich over Kanaän hadden verspreid en in besloten kring optraden. Hun leiders kunnen als koningen zijn beschouwd, en de twaalf stammen kunnen de secties zijn geweest binnen de mysterieschool.

Al met al is het de feitelijke situatie van Kanaäns stadstaten die een twaalf stammenrijk en verenigd koninkrijk Israël onder leiding van één koning en één God uitsluit. En dit kan weer verklaren waarom de Bijbel zo onduidelijk is over Kanaän en de veroveringen door de Israëlieten. Soms lezen we in de Bijbel dat een koning zich vrijwillig overgaf en zich aansloot bij Israël, soms stak Israël de steden in brand, soms werden koningen uit de stadstaten verdreven en een ander keer weer niet. Kortom, er is weinig peil op te trekken wat tot de veroveringen van Israël behoorde en wat niet.
Ook de twee volgende fragmenten roepen vraagtekens op.

Dt.17:14-        
Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de HERE, uw God, u geven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en gij dan zoudt zeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volken rondom mij hebben, dan zult gij over u de koning aanstellen, die de HERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen.

1Sm.08:05-         
Zie, gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken. Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de HERE.

Israël wilde een koning, gelijk alle stadstaten een koning hadden. Enerzijds duidt de roep om een koning hier op de realisatie van een twaalf stammenrijk, en een verenigd koninkrijk. Anderzijds blijken er rondom nog volop koningen aanwezig, zodat  een twaalf stammenrijk of koninkrijk Israël niets anders dan illusie kan zijn.


08. Kanaänitische goden

Hoewel Israëls God Zich in alle opzichten onderscheidt van de afgoden, bewijst de archeologie dat de verschillen tussen de cultus ter ere van JHWH en de oude Kanaänitische rituelen helemaal niet zo groot waren. De Kanaänitische literatuur toont aan, hoe diep het Oude Testament is verbonden met de inheemse cultuur van het land Kanaän.
Hoezeer Israël zich had geïntegreerd in de Kanaänitische samenleving blijkt tevens uit hun identificatie met de Kanaänitische godenwereld en de herhaaldelijke afvalligheid van hun eigen godsdienst. Hoewel het niet met zekerheid is vast te stellen welke goden we typisch Kanaänitisch of Phenicisch kunnen noemen, springen er toch een paar namen naar voren.

Ga verder met hoofdstuk I, paragraaf 08 »