HOOFDSTUK I: KANAÄN
01. Voorgeschiedenis Kanaän
02. Kanaän, land van melk en honig
03. De bevolking van Kanaän
04. De Kanaänieten
05. Koningen en stadstaten
06. Interne strijd
07. Kanaän zonder eenheid
08. Kanaänitische goden
HOOFDSTUK II:
HANDEL & WANDEL
01. Gildevorming
02. Het klassensysteem
03. De kooplieden
04. Herinnering aan een handelscultuur
05.
Abram in Ur
06. Rijkdom en welvaart
07. Landbouw en veeteelt
08. De purperindustrie
09. De exodus als handelsmissie
HOOFDSTUK III:
FENICIË OMSTREEKS 800 V. CHR.
01. Salomo en koning Hiram
02. Tarsis
03. Tyrus en Sidon
04. Carthago
05. Huizen van ivoor
06. De Libanon alom geprezen
07. Biblos
08. De kuststeden
09. India en China
10. De Hethieten
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Volgens de Bijbel viel het verenigd koninkrijk Israël na de dood van koning Salomo uiteen in twee afzonderlijke gebieden: Juda en Israël. Van 884 tot 873 voor Chr. was koning Omri aan de macht in het noordelijke Israël. Zijn zoon was de beruchte Achab, die met Izébel was getrouwd.
1Ko.22:39-
Het overige van de geschiedenis van Achab en alles wat hij gedaan heeft, het ivoren huis dat hij gebouwd heeft, en al de steden, die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?
Am.03:15-
Dan zal Ik het winterhuis tegelijk met het zomerhuis neerslaan en de ivoren huizen zullen te gronde gaan, (...).
Omri en Achab woonden te Samaria in een paleis, dat zo rijkelijk was voorzien van ivoor, dat de profeet Amos er 100 jaar later nog steeds tegen van leer trok.
Am.06:03-
Gij, die de boze dag ver weg stelt, en de zetel van het geweld nabij brengt, die nederligt op ivoren bedden, en omhangt op uw divans, (...).
De restanten Omri's paleis zijn in 1932 teruggevonden in Samaria. De ontdekkingen daar tonen aan, op welke majestueuze wijze het Fenicische handelsnetwerk tot ontwikkeling was gekomen. Archeologen troffen in het paleis nog restanten aan van bedden, tafels en stoelen, alles rijkelijk opgeluisterd met ivoorsnijwerk, typische voorbeelden van Fenicische kunstnijverheid.
In het Oost-Fenicische handelscentrum speelden vooral de kuststeden Tyrus en Sidon een prominente rol en eigenlijk het hele gebied van de Libanon. Gewoonlijk gaan bijbelkenners er vanuit, dat Israëls grondgebied tot het Libanon-gebergte reikte, en de Israëlieten weinig of geen bemoeienissen hadden met de Libanon, noch met de steden Tyrus en Sidon. Niettemin levert de Bijbel talloze aanwijzingen, dat Israël diepe banden had met dit bergachtige gebied. De Schrift spreekt in meer dan lovende termen over de Libanon en vereert het gebergte als de heerlijkheid des HEREN.
Js.35:02-
De heerlijkheid van de Libanon is haar gegeven, de luister van de Karmel en van Saron; zij zullen aanschouwen de heerlijkheid des HEREN, de luister van onze God.
Hl.04:13-
Wat uit u opspruit, is een lusthof van granaatappelbomen,
met kostelijke vruchten,
hennabloemen en nardusplanten,
nardus en saffraan, kalmus en kaneel,
met allerlei wierookstruiken,
mirre en aloë,met al de kostbaarste specerijen.
Fontein der hoven, bron van levend water,
beken van de Libanon!
Diverse producten uit de Libanon wordt bij Hl.04:13 aangeprezen, zoals tegenwoordig de wasmiddelen op de televisie. Er moet dan toch een zeer speciale relatie hebben bestaan met de streek. Speciaal het Hooglied (samenspel tussen bruid en bruidegom) speelde zich af rond de Libanon.
Hl.04:08-
Kom bij mij van de Libanon, bruid,
kom bij mij van de Libanon,
daal af van de top van de Amana,
de top van de Senir, de Hermon,(...).
Amana, Senir en Hermon waren drie bergtoppen van het gebergte Libanon.
Koning Salomo betrok het hout voor zijn paleis van de wouden uit de Libanon en de zaal van dit paleis ontleende zelfs zijn naam aan de Libanon.
1Ko7:1-
Maar over zijn eigen huis bouwde Salomo dertien jaar; toen had hij zijn gehele huis voltooid. Hij bouwde namelijk het huis : Woud van de Libanon, (...).
Hl.03:09-
Koning Salomo maakte zich een draagkoets
uit hout van de Libanon.
Voor de bouw van de tempel en zijn paleizen kon Salomo vrijelijk beschikken over hout, dat gekapt werd in de Libanon. Reden hiertoe, waren uiteraard zijn veroveringen in dit gebied en zijn goede vriendschap met koning Hiram van Tyrus.
Beroemd was het hout van de ceders en cypressen uit de wouden van de Libanon. De boomstammen van wel 20 meter lang, kon men echter niet op ezels door de woestijn transporteren. Dus werden de stammen in zee gegooid en aan elkaar gebonden tot vlotten. Via de kuststeden Tyrus en Sidon kon men dan richting Egypte varen. De hele onderneming was uiteraard niet zonder gevaren en je moest niet te veel van de kust afdrijven. Ongeveer om de twee dagen mochten de roeiers, die tegen die tijd de uitputting nabij waren, aan wal om op adem te komen.
1Ko.05:08-
En Hiram liet aan Salomo zeggen: Ik heb gehoord wat gij mij hebt laten zeggen; ik zal alles doen wat gij wenst, betreffende het cederhout en het cypressehout. Mijn knechten zullen het van de Libanon naar de zee brengen, en ik zal het in de zee aan vlotten leggen (en ze vervoeren) tot aan de plaats die gij mij zult opgeven, en ze daar uit elkander slaan, zodat gij het kunt halen; gij echter moet mijn wens vervullen door spijze te leveren voor mijn hof.
Ga verder met HOOFDSTUK III, paragraaf 06 »