HOOFDSTUK I: KANAÄN
01. Voorgeschiedenis Kanaän
02. Kanaän, land van melk en honig
03. De bevolking van Kanaän
04. De Kanaänieten
05. Koningen en stadstaten
06. Interne strijd
07. Kanaän zonder eenheid
08. Kanaänitische goden
HOOFDSTUK II:
HANDEL & WANDEL
01. Gildevorming
02. Het klassensysteem
03. De kooplieden
04. Herinnering aan een handelscultuur
05.
Abram in Ur
06. Rijkdom en welvaart
07. Landbouw en veeteelt
08. De purperindustrie
09. De exodus als handelsmissie
HOOFDSTUK III:
FENICIË OMSTREEKS 800 V. CHR.
01. Salomo en koning Hiram
02. Tarsis
03. Tyrus en Sidon
04. Carthago
05. Huizen van ivoor
06. De Libanon alom geprezen
07. Biblos
08. De kuststeden
09. India en China
10. De Hethieten
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Dan was er nog de havenstad Dor (afbeelding 1). Zij werd bewoond door de Tjekker, één van de zeevolken,
die verwant waren aan de Filistijnen. Een ander naam van deze Tjekkerbevolking was ook wel Zakkala, een
stam die de stad Dor sinds 1190 v. Chr. had overmeesterd. (Ter oriëntatie: de exodus vond ±1200 voor Chr.
plaats). Dor was toen al een vooraanstaande handelsstad, waar op grote schaal werd geëxporteerd.
Purperstoffen, glas, olieën, koper en aardewerk, waren de hoog gewaardeerde producten, die op internationaal gebied werden aangeboden.
De Amarnabrieven maken melding van een Egyptenaar genaamd Wen-Amon, die ongeveer 1089 v. Chr. (dus aan het begin van de Exodus) leefde. Het verhaal gaat, dat deze man in zijn functie van secretaris met een vrachtboot vanuit Egypte op weg was naar de havenstad Dor om cederhout te kopen voor de tempel van Amon. Het verhaal over Wen-Amon geeft een goede indruk, hoe het er omstreeks de tijd van de exodus aan toeging in de regio.
Volgens het boek Richteren werd de stad Dor door de stam Manasse veroverd.
Ri.01:27-
Manasse heeft de inwoners van Beth-Sean met zijn onderhorige plaatsen niet verdreven, noch die van Taänach met zijn onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Dor met zijn onderhorige plaatsen, (...).
Later zou de stadstaat Dor een van de stadhouderschappen worden van koning Salomo.
1Ko.04:07-
En Salomo had over geheel Israël twaalf landvoogden, die de koning en zijn huis van voedsel moesten voorzien; één maand per jaar rustte op ieder de plicht om te leveren. En dit zijn hun namen: (...) Ben-Abinadab: de gehele heuvelstreek van Dor; Salomo's dochter Tafath had hij tot vrouw;(...).
Onder de twaalf namen van de landvoogden is die van Ben-Abinadab, stadhouder van Dor. Ben-Abinadab blijkt zelfs getrouwd met Tafath, de dochter van koning Salomo. Koning Salomo had dus niet alleen vriendschappelijke contacten met de koning Hiram van Tyrus, maar onderhield ook nog familierelaties met de vorst van Dor, die zijn schoonzoon was. De laatste relatie is opmerkelijk, aangezien wij elders in de Schrift lezen, dat de barbaarse zeevolkeren waaronder Filistijnen, Tjekker, Zakalla en andere randgroeperingen bij uitstek de vijanden waren van de vrome Israëlieten.
Ook Akko was een bekende havenstad (afbeelding 1).
Ri.01:31-
Aser heeft de inwoners van Akko niet verdreven, noch die van Sidon (…); zodat de Aserieten woonden te midden der Kanaänieten, die er inheems waren (…).
Ri.05:17-
Gilead bleef rustig aan de overzijde van de Jordaan;
en Dan, waarom toefde het bij de schepen?
Het antwoord op deze vraag zal duidelijk zijn. De stam Dan toefde bij de schepen, vanwege de scheepvaartindustrie in de kuststeden en de handel overzee.
De Fenicische handel had zich niet alleen in westelijke richting langs het Middellandse Zeegebied uitgebreid. Via karavaanroutes door Mesopotamië bezochten kooplieden India, en van daar liepen er karavaanroutes naar het Verre Oosten, richting China. Bij Ur kon de handelsreiziger ook nog via de Perzische Golf het Oosten bereiken. Vroeger lag de stad Ur (het oude maagschap van Abram) direct aan de Perzische Golf. Maar het door de golven aangevoerde slib was er in de loop der eeuwen oorzaak van, dat de stadstaat meer land inwaarts kwam te liggen. De naam Indië (in de Hebreeuwse tekst Hoddoe) komt twee keer in de Bijbel voor, namelijk in het boek Ester.
Est.01:01-
In de dagen van Ahasveros -hij is de Ahasveros, die over honderd zevenentwintig gewesten van Indië tot Ethiopië regeerde-(...).
Est.08:09-
Toen werden de schrijvers des konings ontboden terzelfder ure, op de drieëntwintigste van de derde maand- dat is de maand Sivan- en in overeenstemming met al wat Mordechaï gelastte, werd geschreven aan de Joden en aan de stadhouders en de landvoogden en de vorsten der gewesten, van Indië tot Ethiopië,(...).
Onder Indië (eigenlijk India) wordt het district aan de Beneden-Indus verstaan, dat door Darius I (522-486 v. Chr.) was veroverd en ingelijfd bij het Perzische Rijk. Ahasveros is de Hebreeuwse omschrijving voor de Xerxes, die leefde van 486-465 v. Chr. Omstreeks die tijd, was het contact met India in volle gang. Bovenstaande twee fragmenten zijn niet de enige twee aanwijzingen voor de handel op India. De Bijbel vermeldt namelijk verschillende oosterse producten, die getuigen van de handelsbetrekkingen met Kanaän. Sommige van deze artikelen komen al voor in het boek Exodus en Numeri.
DE PAUWENVEREN:
Wat de pauwen betreft, moet het vaderland van deze vogel worden gezocht in India en Ceylon. Op Egyptische afbeeldingen zien we de farao's versierd met de veren van deze vogels.
1Ko.10:22-
(...)en eens in de drie jaar kwam de Tarsisvloot binnen, beladen met goud en zilver, ivoor,
apen en pauwen.
Ga verder met HOOFDSTUK III, paragraaf 09 »