HOME
INLEIDING
HOOFDSTUK I
01. Rechtvaardigheid
02. De uitverkorenen
03. De nieuwe Mens
04. Van Oude naar Nieuwe Testament
05. Volmaakt in één leven?
06. Twee wegen, één leven
HOOFDSTUK II:
01. De leerschool
02. Karma in de Bijbel
03. Handelen
04. De zonde
05. Groepskarma
06. Vergankelijk, onvergankelijk zaad
HOOFDSTUK III:
01. Reïncarnatie en de ziel
02. De cyclus van de ziel
03. De ziel in de Bijbel
04. Incarnatie en excarnatie
05. Herleven
06. Wederkeren
07. Het dal der macaberen
HOOFDSTUK IV:
Inleiding
01. De zonnegod Ra
02. Chnoem, de pottenbakker
03. Osiris en de morgenster
HOOFDSTUK V:
01. Elia en Johannes de Doper
02. Koning Saul en Paulus
03. Koning Salomo en Prediker
04. Christus
05. Wederkomst van Jezus/Christus
06. Koning David en Jezus
03. De ziel in de Bijbel
1Pt.01:08-
Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.
Gezien het eindddoel de zaligheid der zielen, is het onbegrijpelijk dat het woord ziel op cruciale punten in het Oude Testament werd vervangen door irrelevante woorden, zoals mensen of wezens, want door zulke mutaties wordt de lezer op het verkeerde been gezet, en eerder van zijn ziel afgedreven dan er naartoe geleid.
Vergelijk bijvoorbeeld het volgende fragment uit 1910 maar eens met die uit 1964.
Gn.14:21- (1910)
En de Koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen, maar neemt de have voor u.
Gn.14:21- (1964)
En de koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u.
En zie bijvoorbeeld Gn.02:07 waar het woordje ziel (Hebreeuws: nefesj: ziel) plaats moest maken voor wezen.
Gn.02:07- (1910)
(...) toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levende ziel.
Gn.02:07- (1964)
(...) toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
Allereerst formeerde de HERE God het stoffelijk lichaam van de mens (de mens van stof) uit de aardbodem (Hebreeuws: adamah: rode aarde). Vervolgens komt de ziel (het levende bestanddeel van de mens) voort uit de levensadem (Hebreeuws: nesjamah, adem) en werd zij in de fysieke vorm geblazen. Als optelsom van het fysieke omhulsel plus de ziel ontstaat er dan een mens die we inderdaad een levend wezen kunnen noemen.
Groot bezwaar is, dat de ziel en haar functies volledig genegeerd worden, en daarmee verdwijnt uiteraard ook haar rol met betrekking tot reïncarnatie.
Dat het de ziel is, die het fysieke lichaam levend maakt, vinden we nog wél terug bij 2Sm.17:22.
2Sm.17:22-
Laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. En de HERE hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde in hem terug, zodat het levend werd.
Bovenstaand fragment is echter een uitzondering. Zo lezen we over de dood van Rachel, de vrouw van Jakob, in de Bijbel van 1910 nog het volgende:
Gn. 35:18- (1910)
En het geschiedde als hare ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijnen naam noemde benoni; maar zijn vader noemde hem Benjamin.
In de latere uitgaven van de Bijbel is de samenhang met de ziel volledig verloren.
Gn.35:18- (1964)
En toen haar het leven ontvlood -want zij stierf- (…).
Ook in het Nieuwe Testament is het woord ziel vervangen door veel minder relevante omschrijvingen. Vergelijk Mt.10:39 met de Latijnse tekst.
Mt.10:39-
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.
Mt.10:39-
Qui invenerit animam suam, perdit illam; et qui perdiderit animam suam propter me, inveniet eam.
Het Latijnse woord animam is afgeleid van animus en betekent in het algemeen ziel, maar werd bij Mt.10:39 vertaald door leven. De ziel is, als middenbeginsel tussen stof en geest, opgebouwd uit stoffelijke en geestelijke bestanddelen. Derhalve kan het Latijnse animus wisselende betekenissen hebben. Bijvoorbeeld de ziel als levensbeginsel, de ziel als zetel van de begeerte, of van het denken, of de ziel als gezindheid van iemand, etc. Waar het zwaartepunt ligt, is afhankelijk van de ontwikkeling van de ziel. Neigt de ziel nog naar identificatie met de stof, of neemt zij al de gezindheid van de geest aan. Het Latijnse woordje propter kan dichtbij, naast of wegens betekenen en geeft het zwaartepunt aan.
Wat ook de beste vertaling is, bij Mt10:39 handelt het in ieder geval om de ziel en niet om een aardeleven, dat eindig is, zoals de Nederlandse tekst suggereert.
Al met al zijn de gegevens die de ziel of de geest betreffen op zijn zachtst gezegd nogal ongelukkig vertaald. Het moet worden toegegeven dat dergelijke “vrije” vertalingen de lezer eerder doen afdwalen van zijn Inwonend Leven. Ook is wel helder, dat het in -en uittreden van de ziel (of geest) in het stoffelijk omhulsel op losse schroeven komt te staan (en uiteindelijk het proces van reïncarnatie), als het woordje ziel wordt vervangen door andere termen.
Ga naar hoofdstuk III, paragraaf 04 »