HOME
INLEIDING
HOOFDSTUK I
01. Rechtvaardigheid
02. De uitverkorenen
03. De nieuwe Mens
04. Van Oude naar Nieuwe Testament
05. Volmaakt in één leven?
06. Twee wegen, één leven
HOOFDSTUK II:
01. De leerschool
02. Karma in de Bijbel
03. Handelen
04. De zonde
05. Groepskarma
06. Vergankelijk, onvergankelijk zaad
HOOFDSTUK III:
01. Reïncarnatie en de ziel
02. De cyclus van de ziel
03. De ziel in de Bijbel
04. Incarnatie en excarnatie
05. Herleven
06. Wederkeren
07. Het dal der macaberen
HOOFDSTUK IV:
Inleiding
01. De zonnegod Ra
02. Chnoem, de pottenbakker
03. Osiris en de morgenster
HOOFDSTUK V:
01. Elia en Johannes de Doper
02. Koning Saul en Paulus
03. Koning Salomo en Prediker
04. Christus
05. Wederkomst van Jezus/Christus
06. Koning David en Jezus
Hoofdstuk IV
Inleiding
In de Oudheid waren de goden personificaties van krachten en functies die in het universum werkzaam zijn,
en het is geen geheim dat veel in de Bijbel op deze goden geïnspireerd is.
In Egypte werden de goden Ra, Chnoem en Osiris in verband gebracht met reïncarnatie, en aangezien Israëls
God veel eigenschappen van deze goden gemeen heeft, mogen we aannemen dat reïncarnatie daar eveneens toe behoorde. We beginnen met een vergelijking tussen Israëls God en de zonnegod Ra.
De naam Ra betekent zon of licht. De god stond in Egypte bekend als het solaire beginsel, de scheppende oerkracht die verantwoordelijk was voor alles wat er was geschapen, daarbij aangetekend dat de zichtbare zon niet Ra zelf was, maar zijn zichtbare oog. Ra zelf was de Innerlijke Zon.
In de Oudheid waren alle handelingen en gebeurtenissen op aarde in essentie tegenhangers van overeenkomstige situaties in de kosmos, dus van goddelijke handelingen of gebeurtenissen. Zo was de zonnegod Ra, die dagelijks in zijn grote hemelbark langs het firmament voer, in het westen onderdook en in het oosten weer verscheen, het overduidelijke bewijs dat geboorte en dood zich bij de mens ook in een kringloop voordeden en er sprake was van reïncarnatie. Omdat Ra iedere dag in het oosten weer opsteeg uit de onderwereld, was hij eigenlijk nooit dood geweest, zodat hij naast reïncarnatie tegelijk het symbool voor de wedergeboorte en het eeuwige Leven was. We ontdekken hier opnieuw dat de twee aspecten reïncarnatie en wedergeboorte hand in hand gaan, want het eeuwige Leven van Ra (het Licht, bewustzijn of wedergeboorte), werd gerealiseerd door middel van reïncarnatie.
Uit verschillende bijbelteksten komt nu naar voren dat men zich Israëls God voorstelde als de zon. Hij beschreef in ieder geval dezelfde baan langs de hemel als Ra; weliswaar gebruikte de HERE geen hemelbark maar reed Hij op een Cherub.
Spr.30:03-
(…) ook ik heb geen wijsheid geleerd,
dat ik de Hoogheilige zou kennen.
Wie klom op ten hemel en daalde weer neder,(...).
2Sm.22:10-
Hij neigde de hemel en daalde neder,
Donkerheid was onder zijn voeten,
Hij reed op een cherub en vloog,
Hij verscheen op de vleugels van de wind.
Van Ra waren meer dan zeventig verschijningsvormen bekend; de drie belangrijkste hebben betrekking op de drie standen van de zon. Het aspect van Ra bij zonsondergang heette Atum. Het aspect van Ra bij zonsopgang werd Chepri genoemd. En als de zon in het zenith stond was Ra honderd procent Ra. Naar Egyptische opvattingen moest de ziel van de mens dezelfde cyclus bewandelen.
ATUM, DE ZONSONDERGANG
De naam Atum kunnen we langs etymologische weg in verband brengen met adem. In Zuid-Duitsland bijvoorbeeld gebruikte men het woord atum voor adem, en het Gotisch had destijds het woordje ahma gekozen voor adem. Andere afleidingen zijn: asem en athum en de indo-Germaanse grondvorm is etmo, etmen volgens het oud-Indische atman, Dit atman is in de Vedische literatuur nauwkeurig omschreven als adem of ziel en volgens het hindoeïsme is atman het individuele levensbeginsel of Hoger Zelf.
De zonsondergang (Ra-Atum) zal daarmee op het onvoltooide Zelf duiden, dus op de situatie waarbij de ziel zich niet - of niet geheel - bewust is van zichzelf en moest afdalen in de onderwereld.
Via de betekenis van Atum als adem komen we dan weer terecht bij de Adem des HEREN (Hebreeuws roeach: lucht, wind, of adem). Zoals eerder opgemerkt, snoof Gods adem niet zomaar wat in het wilde weg, want de wind werd via de vier windrichtingen in een kringloop geregeld. Kortom, de Adem des HEREN beschrijft dezelfde baan langs de hemel als de zonnegod Ra, en wanneer Zijn Adem zich terugtrok (onderdook gelijk de zon) dan kwam de mens in het dodenrijk.
Pr.01:04-
De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug.
Js.59:19-
En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des HEREN vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des HEREN voortgezweept.
Ps.104:29-
(...). neemt gij hun adem weg, zij sterven en keren weder tot hun stof; zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem.
Jb.04:09-
Door Gods adem vergaan zij door het blazen van zijn neus komen zij om.
De kringloop van de wind (Gods Adem) kunnen we vergelijken met de betekenis van de zonnegod Ra. De kringloop van Gods Adem verklaart hiermee de reis van de ziel of geest, die op aarde incarneerde, vervolgens naar het hiernamaal ging om daarna opnieuw te incarneren.
CHEPRI, DE ZONSOPGANG
De dageraad Chepri werd in Egypte in verband gebracht met wording of ontstaan, hetgeen zowel op een geboorte in de stof als op een geboorte in de geest kon wijzen. Chepri dankte zijn naam en betekenis aan de scarabee, de mestkever. Het beestje legt eitjes in balletjes mest en rolt deze van west naar oost - gelijk de zon zich schijnbaar langs de hemel verplaatst - naar een holletje onder de grond. Na het larvestadium te hebben doorlopen, komt er na veertig dagen een gevleugeld insect te voorschijn.