HOME
INLEIDING
HOOFDSTUK I
01. Rechtvaardigheid
02. De uitverkorenen
03. De nieuwe Mens
04. Van Oude naar Nieuwe Testament
05. Volmaakt in één leven?
06. Twee wegen, één leven
HOOFDSTUK II:
01. De leerschool
02. Karma in de Bijbel
03. Handelen
04. De zonde
05. Groepskarma
06. Vergankelijk, onvergankelijk zaad
HOOFDSTUK III:
01. Reïncarnatie en de ziel
02. De cyclus van de ziel
03. De ziel in de Bijbel
04. Incarnatie en excarnatie
05. Herleven
06. Wederkeren
07. Het dal der macaberen
HOOFDSTUK IV:
Inleiding
01. De zonnegod Ra
02. Chnoem, de pottenbakker
03. Osiris en de morgenster
HOOFDSTUK V:
01. Elia en Johannes de Doper
02. Koning Saul en Paulus
03. Koning Salomo en Prediker
04. Christus
05. Wederkomst van Jezus/Christus
06. Koning David en Jezus
Allereerst valt op, dat Paulus over mijn volk spreekt, woorden die gewoonlijk uit de mond van een leider of koning komen. Ten tweede waren het Israëls koningen die te Jeruzalem geregeerd hadden. Paulus verwijst hier dus naar een koning van Israël.
Ten tweede woonde Paulus niet van jongsaf of van den beginne aan in Jeruzalem, want hij was in de Griekse stad Tarsus geboren. Wél werd hij enige tijd later door Gamaliël in Jeruzalem opgevoed in de leer der Farizeeërs. De tekst kan dus geen betrekking hebben op het leven van Paulus. In combinatie met het gegeven dat de apostel met Saul werd aangesproken, zal de apostel hier verwijzen naar zijn vorig leven als koning Saul.
Daar de tekst vrij veel uitleg vergt met betrekking tot de vertaling, is hieronder de hele zin in het Latijn opgenomen.
Hd.26:05-
Et quidam vitam meam a iuventute, quae ab initio fuit in gente mea et in Hierosolymis, noverunt omnes Iudaei, praescientes me ab initio, si velint testimonium perhibere, quoniam secundum diligentissimam sectam nostrae religionis vixi pharisaeus.
1.
Et quidam vitam meam a iuventute, (Mijn leven dan van jongsaf,)
quae ab initio fuit in gente mea et in Hierosolymis, (dat ik van den beginne aan geleid heb onder mijn volk en te Jeruzalem)
In feite wordt er tweemaal achter elkaar verwezen naar de “jeugd van Paulus”:
a) bij het leven van jongsaf (Latijn: iuventute), en b) bij van den beginne aan (Latijn: ab initio, dat eigenlijk van kindsbeen af betekent). Tweemaal naar de jeugd verwijzen lijkt eenmaal te veel, en daarom is het wel acceptabel ab initio anders te vertalen. Het woordje ab kan op de oorsprong duiden en initio betekent volgens het Latijns woordenboek: inwijding in geheime godsdienst.
Aldus ontstaat de volgende omschrijving:
“koning Saul, was van jongsaf ingewijd in de geheime leringen, zodat hij daarna als koning over zijn volk te Jeruzalem kon regeren”.
In de Oudheid was het de normale gang van zaken om een vorst in te wijden, alvorens hij de troon besteeg, en de inauguratie ging met allerlei rituelen en ceremonieën gepaard.
2.
noverunt omnes Iudaei, (kennen alle Joden)
praescientes me ab initio, (daar zij sedert lange tijd van mij weten)
Uiteraard waren alle Joden sedert lange tijd op de hoogte van koning Saul; iedere Jood kende immers de geschiedenis van Israël uit de Geschriften. Maar er is nog een tweede uitleg mogelijk.
Daar zij sedert lange tijd van mij weten, is de nogal ongelukkige vertaling van: praescientes me ab initio. Het eerste woord praescientes betekent voorkennis, dat wil zeggen: kennis die niet beschikbaar was voor een breed publiek (inwijding in geheime godsdienst was ook voorbehouden aan een select gezelschap!). Bij degenen die dit soort initiaties ondergingen, kunnen we behalve farao’s en koningen denken aan priesters en mystieke sektes zoals de Nazoreeërs, die inwijdingen standaard op het programma hadden staan. Het Latijnse ab initio (dat op inwijding duidt) is hier voor de tweede keer gebruikt, maar werd nu vertaald door sedert lange tijd.
Aldus ontstaat de volgende omschrijving:
“alle Joden die voorkennis hadden omdat zij waren ingewijd in de geheime godsdienst waren op de hoogte van Paulus’ vorige leven als koning Saul”.
De Bijbel uit 1910 levert nog een vertaling die hiermee overeenkomt.
Hd.26:05- (1910)
Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten alle Joden, als die van over lang mij te voren gekend hebben (…).
“als die van over lang mij te voren gekend hebben” werd later gewijzigd in: “daar zij sedert lange tijd van mij weten”.
Ten eerste komt in de tekst van 1910 veel beter tot uitdrukking dat er sprake was van voorkennis. Bovendien werd het woordje die later gewijzigd in daar, waarmee de strekking totaal anders uitpakt. Bij de tekst uit 1910 gaat het dus niet om alle Joden, maar om alle Joden die door middel van inwijding voorkennis hadden ontvangen. Voorkennis kunnen we hier zelfs uitleggen als “kennis van de voorgeschiedenis”, of “kennis van vorige levens”.
3.
quoniam secundum diligentissimam sectam nostrae religionis vixi pharisaeus.
(dat ik naar de meest nauwgezette partij van onze godsdienst, als Farizeeër, geleefd heb.)
Het woord secundum (in de betekenis van: tweede instantie, of direct volgend op) ontbreekt in de Nederlandse vertaling, hoewel dit woord nu juist aangeeft dat het leven van koning Saul direct werd opgevolgd door het (tweede) leven van Paulus, waarin hij Farizeeër was.
Tot slot nog dit: het woord sectam werd vertaald door partij, en suggereert dat Paulus nauwgezet naar de partij der Farizeeën zou hebben geleefd. Echter, in dit geval , was er voor de joden geen aanleiding geweest om Paulus ter verantwoording te roepen. De portee is nu juist, dat Paulus opstand had veroorzaakt omdat hij een Nazoreeër was, en zowel de Farizeeën als Sadduceeën daar bezwaar tegen hadden, zij het om verschillende redenen. Volgens de Farizeeën hield Paulus zich niet aan de thora, en de Sadduceeën verwierpen de opstanding. Gezien de context, ligt het dus meer voor de hand om sectam te vertalen door sekte, waarmee wordt verwezen naar de sekte der Nazoreeërs. Dit ter onderscheid van de Farizeeën en Sadducceeën, die een partij waren.
Dit levert een beschrijving op, die meteen het bezwaar van de joden uitlegt, namelijk: “dat ik als Farizeeër naar de meest nauwgezette sekte van onze godsdienst (te weten de Nazoreeërs), geleefd heb”.
Overigens wijst niets in het Nieuwe Testament erop dat Paulus zijn lidmaatschap bij de Farizeeën had opgezegd toen hij Nazoreeër werd.
Ga verder met hoofdstuk V, paragraaf 02 »