HOME


INLEIDING

HOOFDSTUK I
01. Rechtvaardigheid
02. De uitverkorenen
03. De nieuwe Mens
04. Van Oude naar Nieuwe Testament
05. Volmaakt in één leven?
06. Twee wegen, één leven

HOOFDSTUK II:
01. De leerschool
02. Karma in de Bijbel
03. Handelen
04. De zonde
05. Groepskarma
06. Vergankelijk, onvergankelijk zaad

HOOFDSTUK III:
01. Reïncarnatie en de ziel
02. De cyclus van de ziel
03. De ziel in de Bijbel
04. Incarnatie en excarnatie
05. Herleven
06. Wederkeren
07. Het dal der macaberen

HOOFDSTUK IV:
Inleiding
01. De zonnegod Ra
02. Chnoem, de pottenbakker
03. Osiris en de morgenster

HOOFDSTUK V:
01. Elia en Johannes de Doper
02. Koning Saul en Paulus
03. Koning Salomo en Prediker
04. Christus
05. Wederkomst van Jezus/Christus
06. Koning David en Jezus

AFBEELDING A

Karma en reïncarnatie in de Bijbel

04. Christus

Ter inleiding van de laatste twee paragrafen moet eerst iets worden uitgelegd over de betekenis van Christus. Het is wel duidelijk dat de naam en voorstelling van Christus pas ten tijde van het Nieuwe Testament onder de eerste christenen ontstonden, want in het Oude Testament komt Christus niet voor. Wél spreekt het Oude Testament over de Zoon (het zielsaspect in de mens), die we aan Christus gelijk kunnen stellen. Vergelijk hiervoor de volgende twee fragmenten.

Ps.02:07-
Ik wil gewagen van het besluit des HEREN:
Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij,
Ik heb u heden verwekt.

Hd.13:32-
En wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is, aan ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus op te wekken, gelijk in de tweede psalm geschreven staat: Mijn zoon zijt gij : Ik heb u heden verwekt.

Volgens de wet van analogie (macrokosmos is microkosmos) was de Zoon het evenbeeld van de Vader (JHWH, de alomtegenwoordig Zijnde). Christus was dus eveneens de Zijnde, de eeuwig Levende.

Opb.01:04-           
(…) genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt.

Opb.01:08-
Ik ben de alpha en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.

Opb.04:08-           
Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.

Vandaar dat de vroege christenen - waaronder Paulus - van mening waren dat Christus (ofwel de Zoon) altijd had bestaan, voor het oude Israël een rots was geweest, en als geestelijk voedsel had gediend.

1Cor.10:01-
Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen meeging, en die rots was de Christus.

Paulus was niet de enige met deze visie, want Petrus was het roerend met hem eens.

1Pt.01:20-
Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u (…).

Men zag Christus als een Persoon, maar tegenwoordig spreekt men liever van christusbewustzijn. Hoewel de Zoon of Zijnde dus van het begin der schepping aanwezig was, was men zich niet bewust van Zijn aanwezigheid, en moest dit in de toekomst bij de mens ontwikkeld worden.
De Bijbel drukt de permanente aanwezigheid van de Zoon of Zijnde uit als het onvergankelijke zaad dat in de mens moest ontkiemen. Dat wil zeggen: de mens moest aan de Zoon gelijk worden, en zich verenigen met Christus. In meer abstracte termen komt het erop neer, dat de mens een bewust Zijnde moest worden. Hoe deze ontwikkeling tot stand kwam, lezen we bij de volgende twee passages, die over Jezus handelen.

Opb.02:08-
Dit zegt de eerste en de laatste, die dood geweest is en levend geworden.

1Cor.15:45-
Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel, de laatste Adam een levend makende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel.

Jezus was de eerste (Adam) en de laatste (Adam). 1Cor.15:45 onderscheidt drie fasen van het proces.
1.
De eerste mens Adam was uit de aarde, stoffelijk. In deze fase werd het stoffelijk lichaam van de mens geformeerd. Volgens Opb.02:08 was de eerste mens dus inderdaad dood, slechts dode materie. We kunnen ook stellen dat de men zich in dit stadium identificeert met de stof.
2.
Daarna werd de “dode” Adam een levende ziel. De tweede mens verwijst naar dit stadium. Het natuurlijke is de vertaling van het Latijnse animale: bezieling. De ziel of zielenbewustzijn deed zijn intrede in het stoflichaam, zodat de mens zich als onsterfelijk ervaarde.
De volgorde van beide punten komt trouwens weer overeen met Gn.02:07, met dien verstande dat het levende wezen vertaald moet woorden door levende ziel.

Gn.02:07-
(…) toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens een levend wezen.

3.
Tijdens de derde fase van 1Cor.15:45 ontstond de levendmakende geest, het geestelijke aspect in de mens Jezus, de laatste Adam. De Zoon (ziel) verenigde zich nu als een blinkende morgenster met de Vader (Geest), waarmee het proces tot voltooiing kwam, en verdere reïncarnaties niet meer noodzakelijk waren. Overigens verklaren mystici dat zo’n hoge Geest ten behoeve van de mensheid eventueel op vrijwillige basis kan incarneren.

Ga verder met hoofdstuk V, paragraaf 04 »