HOME

"KEN UZELVE"

INLEIDING

HOOFDSTUK I: De persoon

01. Geen aanzien des persoons
02. Begoocheling
03. Egoïsme
04. Over mijn en dijn
05. Begeerte
06. De buik
07. De slavernij

HOOFDSTUK II: Ken uzelve

01. Het Zelf
02. De ziel
03. De nieuwe Mens

HOOFDSTUK III: Transformatie

01. Meerdere niveaus
02. Denken
03. Willen
04. Gevoelens
05. De schillen afpellen
06. De aarden vaten
07. Binnen en buiten

HOOFDSTUK IV: Verwantschap

01. De wet van analogie
02. Zo vader, zo zoon
03. Allen zonen Gods
04. De kinderkens
05. Het zaad
06. Erfelijkheid
07. Erfgenamen en erfdeel
08. Broeders en zusters


"KEN UZELVE"

HOOFDSTUK II: Ken uzelve

01. Het Zelf

De tempel van Apollo te Delphi was beroemd vanwege zijn orakel. Op het froton van de tempel was het aforisme Ken Uzelve ingegrift, dat aan minstens zes Griekse wijsgeren wordt toegeschreven, onder andere aan Thales, Heraklitus en Socrates. Wat verstonden de Grieken precies onder het “Ken Uzelve” en hoe kwam men tot zo’n uitspraak?
Omstreeks 600 voor Chr. waren Griekse wijsgeren, dichters, kunstenaars en andere intellectuelen begonnen met het lanceren van een nieuw mensbeeld. In plaats van onbeduidende slaaf kreeg de mens een centrale rol toebedeeld. Dat het opschrift Ken uzelve op het froton van de tempel was geplaatst, kan alleen maar betekenen dat het om een zeer belangrijke spirituele ervaring handelde, die voor de meeste mensen ook een nieuwe ervaring zal zijn geweest. Immers via de ziel of het hoger Zelf ontstond er rechtstreeks contact met God, terwijl men nooit eerder naar God in zichzelf had gezocht. Uitgezonderd misschien de farao’s en enkele andere hooggeplaatste personen.  Van oudsher was het merendeel der bevolking er altijd van verzekerd geweest zich in God of het goddelijke te bevinden, en Hij was oneindig groot. Anders gezegd: in een soort slaafsheid had men zich altijd opgenomen gevoeld in het universum, en afhankelijk gevoeld van de kosmische krachten, maar door het aankweken van een eigen identiteit kwam daar langzaam maar zeker verandering in.

Volgens Thales van Milete was de realisatie van het Zelf het allermoeilijkste wat er bestond.
Ook de Griekse wijsgeer Heraklitus had zich verdiept in het Zelf en maakte er al enkele interessante opmerkingen over. Zo was hij van mening dat de grenzen van de ziel niet ontdekt konden worden, omdat zij onuitputtelijk is wat betreft zij te verklaren heeft. Om de ziel te kennen, moest men bij zichzelf op onderzoek uitgaan. Tegenwoordig zouden we zeggen: een introspectieve houding aannemen. Volgens Heraklitus was het alle mensen gegeven zichzelf te kennen en verstandig te zijn, maar hij voegde er aan toe, dat de grote massa geen begrip kon opbrengen voor het Zelf, en vasthield aan persoonlijke opvattingen.
Aldus groeide tot diep in de Romeinse tijd ook het ego van de mens, hetgeen zich onder ander uitte in de vele beelden die er van personen werden gemaakt.
Het opschrift in de tempel te Delphi lijkt bedoeld als waarschuwing hiertegen en om het onderscheid aan te geven tussen ego en hoger Zelf.

Bij bovenstaande moeten we niet vergeten dat ruim voor de Griekse periode de veda’s al over Atman spraken. De veda’s, waarvan de eerste geschriften teruggaan tot ruim 1500 voor Chr., bestaan uit religieuze hymnen en vormen de basis van het Indiase geloof, ondermeer bij het hindoeïsme.
Atman betekende oorspronkelijk adem, maar kreeg zoetjes aan de betekenis van Zelf of eigen Wezen.
Goed beschouwd is het dus allerminst uniek, dat we ook in de Bijbel uitspraken tegenkomen die naar het Zelf verwijzen. Het Oude Testament spreekt overwegend van de ziel, terwijl in het Nieuwe Testament de term zelf inmiddels was ingeburgerd. Hieronder volgt een kleine bloemlezing.

Sf.02:01-         
Komt tot uzelf, ja komt tot inkeer (…).

2Cor. 13:05-  
Stel uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf, of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is.

Komt tot Uzelf betekent in feite Ken Uzelve. Verschil met de Griekse wijsgeren was, dat de christenen het hoger Zelf als een soort brug zagen naar hun God JHWH en hun heiland Christus (het christusbewustzijn).
Sommige lieden prezen zichzelf aan, terwijl zij het verschil niet kenden tussen het ego en het Zelf.

2Cor.10:12-   
Want wij durven ons niet tellen of stellen naast sommigen van hen die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af of vergelijken zichzelf zonder het zelf te begrijpen.

2Cor.12:13-   
(…) want waarin zijt gij achtergesteld bij de overige gemeenten, dan alleen hierin dat ik u niet persoonlijk ben lastig gevallen? vergeeft mij dit onrecht. Zie het is nu de derde maal, dat ik gereed sta tot u te komen, en ik zal u niet lastig vallen; want het is mij niet om het uwe, maar om uzelf te doen.

Paulus had de Corinthiërs niet persoonlijk benaderd, daar het hem niet om het ego (het uwe) ging maar om het hoger Zelf (uzelf).
In tegenstelling tot de persona is het hoger Zelf een geestelijke, innerlijke ervaring die niet in woorden is te vatten, en waarover dus geen getuigenis is af te leggen.

Jh.05:31-        
Indien Ik getuig van Mijzelf, is mijn getuigenis niet waar, een ander is het die van Mij getuigt en Ik weet, dat het getuigenis, dat Hij van Mij aflegt waar is.

Jh.01:19-        
Het getuigenis van Johannes over zichzelf.
Wie zijt gij? en hij beleed: Ik ben de Christus niet. En zij vroegen hem Wat dan zijt gij Elia? En hij zeide Ik ben het niet. Zijt gijt de profeet? En hij antwoordde neen. Zei zeiden dan tot hem wie zijt gij? (...) wat zegt ge van uzelf? Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn.

Men vroeg hier naar de identiteit van Johannes. Wie bent u? Johannes ontkende alles wat met uiterlijke verschijning te maken had.

Jh.02:24-        
(…) maar Jezus zelf vertrouwde Zichzelf hun niet toe omdat Hij hen allen kende en omdat het voor Hem niet nodig was dat iemand van de mens getuigde; want Hij wist zelf, wat in de mens was
.

Ga verder met hoofdstuk II, paragraaf 01 »