HOME
DE WET VAN ANALOGIE
HET DUALITEITSPRINCIPE
Inleiding
Hoofdstuk I: functies van dualiteit
01. Dualiteit en schepping
02. Dualiteit
en verandering
03. Dualiteit en beweging
04. Dualiteit en evenwicht
05. De weegschaal
Hoofdstuk II: valkuilen van dualiteit
01. Scheuring en verdeeldheid
02.
Dualiteit en strijd
03. Dualiteit en scheiding
04. Geen partij kiezen
05. Dualiteit en begoocheling
06. Horizontale en verticale lijn
07. Drie fasen van bewustzijn.
Hoofdstuk III: voorbeelden
01. Opkomst en ondergang zon
02. Leven en dood
03. Opbouw en afbraak
04. Goed en kwaad
05. Man en vrouw
06. Links en rechts
07. Nog meer voorbeelden
DE KRINGLOOP
01. Het geocentrisch wereldbeeld
02. Kringloop in de Bijbel
03. Kringloop en mythologie
04. Kringloop en tijd
05. Kringloop en bestemde tijd
06. Kringloop en het lot
07. Zieners en droomuitleggers
DE GROEISPIRAAL
01. Inleiding
02. De toren van Babel
03. Verzamelen en verstrooien
04.
Door de wind voortgedreven
05. Als het Rad stilstaat
Fil.03:17-
Weest allen mijn navolgers, broeders en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt.
1Jh.02:06-
Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft.
Een zeer relevant voorbeeld van analogie treffen we aan bij het aardse en het hemelse Jeruzalem, die gebouwd waren naar het model van de dierenriem en de twaalf sterrenbeelden.
Opb.21:12-
En zij hadden een grote hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op de poorten geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls. Naar het oosten waren drie poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie poorten en naar het westen drie poorten. En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams (...).
De Bijbel gebruikt simpelweg het getal twaalf om de dierenriem mee aan te duiden, zodat de eigenlijke bron van inspiratie wordt verborgen. Dat men in de Oudheid gewend was de wet van analogie tot in het kleinste detail uit te voeren, wordt bevestigd door de twaalf zonen van Jakob, de twaalf stammen van Israël, en verder door alles wat er verder mee samenhangt: het borstschild met de twaalf stenen, de twaalf toonbroden en dergelijke. De Bijbel beschrijft twee maal twaalf priesterklassen, vier maal twaalf Levietensteden, twaalf afdelingen dienstplichtigen, en in het Nieuwe Testament is er nog eens sprake van twaalf apostelen.
Bij 1 Ko.18:31 zien we de profeet Elia twaalf stenen oprichten, wellicht grote menhirs die in een kring waren opgesteld en een altaar, of gewijde plaats vormden, waar men waarschijnlijk het heelal en de dierenriem bestuurde.
1Ko.18:31-
Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jakob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn. Hij bouwde met de stenen een altaar in de naam des HEREN, en maakte rondom het altaar een groeve ter wijdte van twee maten zaad.
De wet van analogie houdt tevens gelijktijdigheid in. De stand van de hemellichamen op een bepaald moment weerspiegelt de kwaliteit op aarde van dat moment. Analogie legt dus geen causaal verband waarbij het een veroorzaakt wordt door het ander, want alles doet zich in synchroon verlopend verband voor en reflecteert elkaar.
Gelijk het aardse Jeruzalem met zijn twaalf poorten een afspiegeling was van het hemelse Jeruzalem, was het fysieke lichaam van de mens een schaduw van het hemelse lichaam.
1Cor.15:40-
Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse. De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans.
2Cor.03:17-
En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, Heerlijkheid des Heren
weerspiegelen veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid (…).
1Cor. 13:12-
Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht.
Jc.01:23-
(…) want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwd.
Meest bekend is natuurlijk, dat Jezus graag gebruik maakte van gelijkenissen.
Mt.13:34-
Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenissen zeide Hij niets tot hen, opdat vervult zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is.
Weer andere voorbeelden van analogie vinden we terug bij oude tradities. Zo liepen allerlei gebeurtenissen op aarde synchroon met het hemelgebeuren en de kosmische ritmes. De boeren gingen met de kippen op stok en nieuwe maan was een teken om uitbundig feest te vieren.
Rm.13:11-
Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is vergevorderd, de dag is nabij.
Ez.45:17-
Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israëls.
Wanneer we de essentie van de Bijbelse inhoud willen begrijpen en de symboliek willen ontcijferen, moeten we ons dus verplaatsen in de vroegere ervaringswereld van het analogisch denken, en op zoek gaan naar materiaal dat zich typeert door vergelijking en overeenkomst.
Ga naar volgende onderwerp: het dualiteitsprincipe »