HOOFDSTUK I:
01. Feiten of symboliek?
02. Schrijvers en schriftgeleerden
03. Werkelijkheid en fictie
04. Israël en Heilig Land
05. Het toneelstuk
HOOFDSTUK II
01. Beeldspraak
02. Gelijkenissen
03. Macrokosmos is microkosmos
04. Zo vader, zo zoon
05. Van de eerste tot de laatste Adam
06. Gelijktijdigheid
07. De nieuwe tijd
HOOFDSTUK III:
01. Elementaire en etnische symboliek
02. Elementaire ideeën
03. Getallen als elementaire ideeën
04. Volkssymboliek
05. Geleende volkssymboliek
06. Symbolische velden
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
HOOFDSTUK I
01. Feiten of symboliek?
Er bestaan vele bedenkingen tegen een letterlijke interpretatie van de Bijbel, maar van alle kritische kanttekeningen springen er zeven in het bijzonder uit, die interessant zijn om te vermelden.
1.
Omdat de meeste mensen niet konden lezen en schrijven, werd informatie meestal mondeling overgeleverd. Hoewel dit euvel vaak wordt aangevoerd als excuus voor de gebrekkige verslaggeving in de Bijbel, doet dit niets af aan het probleem. Namelijk dat de informatie niet uit eerste hand is, maar via geruchten tot stand kwam. Gevolg was, dat meerdere lezingen van een bepaalde gebeurtenis de omloop deden, en wij in de Bijbel meerdere versies van een verhaal tegenkomen. Meest duidelijk komt dit tot uitdrukking bij de vier evangeliën naar Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Echter ook in de andere Bijbelboeken blijkt zonneklaar, dat de gegevens van verschillende oorsprong zijn, en niet overal met elkaar overeenstemmen.
Zo wordt er dikwijls van de ik-vorm overgestapt op de gij-vorm. Daartussen vinden we nog fragmenten, waarbij de HERE in eigen Persoon lijkt te spreken. De lezer die hier op let, kan niets anders concluderen dan dat kleine stukjes tekst afkomstig uit vele bronnen aan elkaar zijn gekoppeld; helaas maar al te vaak in een onlogisch verband.
Hoewel verschillende lezingen niet op tegenstrijdigheden hoeven te duiden - zij kunnen elkaar immers aanvullen - rijst niettemin de vraag wat in de Bijbel nog betrouwbaar is, wat op geruchten is gebaseerd, en wat we puur symbolisch moeten opvatten.
2.
Het heeft er veel van weg dat de redacteurs niet erg secuur te werk gingen. Wat moeten we bijvoorbeeld denken van 1Sm.17:50, waar verteld wordt dat David de Filistijnse reus Goliath doodde, terwijl 2Sm.21:19 meldt, dat de reus door ene Elhanan om het leven kwam. En zo valt er om de paar regels wel iets op, wat de wenkbrauwen doet fronsen. Ook dit soort afwijkingen roepen de vraag op of de informatie in de Bijbel wel betrouwbaar is.
3.
Op de derde plaats verraden redactionele oneffenheden in de Bijbel, dat vele schriftgeleerden, vertalers en kopiisten zich in de loop van pakweg twintig eeuwen over de inhoud hebben gebogen. Neem de volgende vier fragmenten.
Gn.47:14-
En Jozef zamelde al het geld in, (...).
In de Oudheid was er sprake van ruilhandel, en was graan een gangbaar betaalmiddel. Genesis spreekt daarentegen over geld, terwijl gemunt geld pas enkele eeuwen voor Chr. in omloop kwam.
Gn.31:34-
Rachel nu had de terafim genomen en in het kameelzadel gelegd, (...).
Volgens Gn.31:34 maakten de aartsvaders al gebruik van kamelen, hoewel deze lastdieren pas veel later werden ingevoerd. Bij onderstaand fragment verschijnen er plotseling Chaldeeën en ridders die natuurlijk uit de Middeleeuwen stammen, en latere toevoegingen zijn.
Ez.23:14-
(...) immers, zij zag mannen op de muur getekend, afbeeldingen van Chaldeeën, met menie
getekend, aan de heupen met een gordel omgord, met een overhangende tulband op het hoofd;
allen er uitziende als ridders, gelijkend op mensen uit Babel der Chaldeeën, hun geboorteland.
Tot slot een laatste tekst.
Ex.17:10-
En de HERE zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen.
In de Oudheid waren boeken nog lang niet uitgevonden. Men schreef op kleitabletten, op muren of op rotsen, en natuurlijk gebruikte men ook boekrollen van papyrus of perkament. Voor zover er dus boeken in de Bijbel voorkomen, hebben we andermaal met latere toevoegingen te maken.
Met name het godsbeeld veranderde in de loop der eeuwen aanzienlijk, en daarmee de leer en het geloof. Aanvankelijk stond God bekend als El, naar de Kanaänitische oppergod El. Vervolgens zien we Hem verschijnen als JHWH, de Zijnde. Later werd Hij de HERE (JHWH) en de Here (Adonai) genoemd, en dook ook de term Elohim nog op. In feite duiden de verschillende titels op even zoveel verschillende ideeën, die in de loop der eeuwen over God werden ontwikkeld. Zij zijn te beschouwen als fasen van een ont-wikkelingsproces, maar omdat de titels in de Bijbel door elkaar worden gebruikt, komt die ontwikkeling niet goed tot uitdrukking.
Bovenstaande gegevens vertellen ons, dat de verhalen die oorspronkelijk de omloop deden, geselecteerd werden op bruikbaarheid, en steeds meer werden aangepast aan nieuwe ideeën en behoeftes van modernere tijden. Op zich begrijpelijk, want door de jaren heen passen onze inzichten zich nu eenmaal gaandeweg aan. Het is een van de redenen, waarom christenen zich tegenwoordig voornamelijk op het Nieuwe Testament richten en het Oude Testament steeds vaker gaan beschouwen als legende of mythologie.
Kortom, we moeten er rekening mee houden, dat we allang niet meer te maken hebben met de oor-spronkelijke leer. Lang niet alles in de Heilige Schrift komt uit de mond des HEREN, maar uit het vernuftige brein van vele schriftgeleerden en latere redacteurs, en misschien hadden die niet allemaal zuivere motieven.
Trouwens, wanneer wij ons realiseren dat het al weer tweeduizend jaar geleden is dat Jezus leefde, is de tijd zo zoetjes aan rijp om met een nieuw uitleg van de Bijbel te komen. Bijvoorbeeld door onze aandacht meer op de essentie te richten, die ongetwijfeld achter een stuk symboliek verscholen ligt.
Ga verder met hoofdstuk I, paragraaf 01 »