HOOFDSTUK I:
01. Feiten of symboliek?
02. Schrijvers en schriftgeleerden
03. Werkelijkheid en fictie
04. Israël en Heilig Land
05. Het toneelstuk
HOOFDSTUK II
01. Beeldspraak
02. Gelijkenissen
03. Macrokosmos is microkosmos
04. Zo vader, zo zoon
05. Van de eerste tot de laatste Adam
06. Gelijktijdigheid
07. De nieuwe tijd
HOOFDSTUK III:
01. Elementaire en etnische symboliek
02. Elementaire ideeën
03. Getallen als elementaire ideeën
04. Volkssymboliek
05. Geleende volkssymboliek
06. Symbolische velden
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
In verband met de zinsbegoocheling, bezigt de Heilige Schrift een geheel eigen en nogal uitgebreide terminologie. Zij spreekt ondermeer van: leugen, leugentaal, bedrog, bedrieger, valse taal, misleiding, verdraaiing, schijn, huichelarij, ijdelheid, dromen en wind van leer.
Spr.30:08-
houd valsheid en leugentaal verre van mij,
geef mij armoede noch rijkdom, (...).
Pr.01:02-
IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid! Welk
voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon?
Onder de zon was alles ijdelheid. Dat wil zeggen: de materiële wereld werd niet als de Werkelijkheid gezien. Zij was niet van blijvende aard, en waarom zou men daar dan zoveel energie in steken?
Ef.04:25-
Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van
elkander.
Jr.09:03-
zij spannen hun tong als een leugenboog(...).
Jr.09:04-
Neemt u in acht, een ieder voor zijn naaste, en stelt op niet één broeder uw vertrouwen, want
iedere broeder is een aartsbedrieger, en iedere vriend gaat rond met kwaadsprekerij. De een
leidt de ander om de tuin en waarheid spreken zij niet; zij hebben hun tong gewend aan leugen
spreken, met draaierijen matten zij zich af. Hier woont onderdrukking op onderdrukking,
bedrog op bedrog;(...).
Ook profeten verkondigden de ene leugen na de andere.
Jr.23:32-
(...) zie, Ik zal de profeteerders van leugenachtige dromen, luidt het woord des HEREN, die zij
vertellen om mijn volk te misleiden door hun leugens en woordenkramerij; (...).
Ef.05:06-
Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over
de kinderen der ongehoorzaamheid. Doet dan niet met hen mede.
Ef.04:14 ziet zinsbegoocheling als het valse spel van mensen.
Ef.04:14-
Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van
allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen,(...).
Rm.01:25-
Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en
gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid.
Jb.13:04-
Gij echter zijt lieden, die met leugen pleisteren, kwakzalvers altemaal.
Helaas suggereren bovenstaande opmerkingen, dat de leugen zich tot het geschreven of gesproken woord beperkt. Echter in symbolisch opzicht verwijst de leugen naar de begoocheling, waar in principe alle zintuigen bij betrokken zijn.
Hb.02:18-
Wat baat het gesneden beeld, daar zijn maker het gehouwen heeft; het gegoten beeld, dat een
leugenleraar is, (...).
Jr.10:14-
Verstomt staat ieder mens, zonder kennis; beschaamd staat iedere goudsmid om het beeld,
want leugen is zijn gietsel en er is geen geest in hen; nietigheid zijn zij, een bespottelijk maaksel; (...).
Dt.04:15-
Neemt u er dan terdege voor in acht- want gij hebt generlei gedaante gezien op de dag dat de
HERE op Horeb tot u sprak uit het midden van het vuur- dat gij niet verderfelijk handelt door
u een gesneden beeld te maken in de gedaante van enig afgod:een afbeelding van een mannelijk of vrouwelijk wezen; een afbeelding van een of ander dier op aarde; een afbeelding van een of
ander gevleugeld gevogelte, dat langs de hemel vliegt; een afbeelding van een of ander gedierte,
dat op de aardbodem kruipt; een afbeelding van een of andere vis, die in het water onder de
aarde is:(...).
Ex.20:04-
Gij zult geen gesneden beeld maken noch enig gestalte van wat boven in de hemel,
noch van wat beneden op aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.
Het verbod om beelden te maken, kunnen we letterlijk nemen, maar is beslist in veel ruimere zin op te vatten. In wezen hield het in, dat men zich niet moest identificeren met het vormaspect, aangezien de vormzijde van het bestaan slechts de schaduwzijde van het totale bestaan is.
Om dezelfde reden bestaat Gods naam JHWH (de alom tegenwoordig Zijnde) uit enkel consonanten, omdat zij niet mocht worden uitgesproken. Het Zijn of Wezen van God kan immers niet in woorden worden uitgedrukt, maar hooguit benaderd.
Ga verder met hoofdstuk I, paragraaf 05 »