HOOFDSTUK I:
01. Feiten of symboliek?
02. Schrijvers en schriftgeleerden
03. Werkelijkheid en fictie
04. Israël en Heilig Land
05. Het toneelstuk
HOOFDSTUK II
01. Beeldspraak
02. Gelijkenissen
03. Macrokosmos is microkosmos
04. Zo vader, zo zoon
05. Van de eerste tot de laatste Adam
06. Gelijktijdigheid
07. De nieuwe tijd
HOOFDSTUK III:
01. Elementaire en etnische symboliek
02. Elementaire ideeën
03. Getallen als elementaire ideeën
04. Volkssymboliek
05. Geleende volkssymboliek
06. Symbolische velden
NAWOORD
AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Het gebruik van gelijkenissen vloeide voort uit de aloude opvatting dat alles in de kosmos aan elkaar verwant was. Alles was gebaseerd op de natuurlijke wetmatigheid van overeenstemming en gelijkheid dat tot in het kleinste detail werd doorgevoerd. Tegenwoordig drukken we dit principe uit door de Wet van Analogie, die altijd de belangrijkste verbintenis was tussen mens en kosmos. In de hermetische teksten merkt de Griekse Hermes bijvoorbeeld op:
“Wist jij, o Asclepius, dat Egypte naar het beeld van de hemel is geschapen?”
Het land Egypte leek op de hemel. De Nijl kwam overeen met de Melkweg, en de piramides staan bij nader inzien niet op onwillekeurig gekozen locaties, maar zijn afgestemd op de constellaties van bepaalde hemellichamen.
De meest bekende gelijkenis is het gezegde macrokosmos is microkosmos; zo boven, zo beneden.
De eigenschappen van het geordend Geheel (Grieks: kosmos) werden teruggevonden in het kleinste deel, zo redeneerde men. Aldus was de mens als microkosmos, een afspiegeling van de macrokosmos.
Gegevens, die aan dit principe refereren, komen meer dan eens in de Bijbel voor. Ondermeer zijn onder-staande fragmenten in dit licht te bezien.
Gn.01:26-
En God zeide: laten wij mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis.
Gn.01:27-
En God schiep de mens naar zijn beeld: naar Gods beeld schiep Hij hem man en vrouw schiep
Hij hen
Al bij de scheppingsverhalen valt op dat de mens naar het beeld van God of de kosmos was geschapen, zowel in eenheid als naar dualiteit. Alle godsdiensten, mystieke ordes en gnostische stromingen (gnosis betekent: kennis van God, van de mens en van godsdienst) gaan uit van het idee dat de mens wezens-verwant is aan het goddelijke, maar zich onbewust is van deze verwantschap.
Hd.17:28-
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht.
In Hem (God als het Geheel beschouwend) leefde de mens. Met zijn innerlijk wezen was hij verwant aan God en aan Christus, en zo kwam alles voort uit JHWH, de bron van Zijn. We kunnen dit systeem vergelijken met de Matroesjka-popjes uit Rusland of met concentrische cirkels, waarvan de buitenste cirkels uit het één en hetzelfde middelpunt ontstaan. Meestal gaat het om zeven cirkels, de zeven niveaus van bestaan of zeven scheppingsdagen.
Het principe macrokosmos is microkosmos leidde tot drie interessante opvattingen.
1.
Het principe houdt in, dat men door zichzelf te kennen het goddelijke leerde kennen. De kosmos was
oneindig groot, onbereikbaar en onbegrijpelijk, maar door in zichzelf op onderzoek uit te gaan, kreeg
men toch een indruk van God en van hetgeen zich in het heelal afspeelde. Andersom was natuurlijk
ook mogelijk.
2.
Wanneer we God in het Middelpunt van de concentrische cirkels plaatsen, ontstaat al het geschapene van binnenuit, dat wil zeggen uit één en dezelfde Bron zodat er maar één Oorzaak is. We hebben hier met een totaal andere belevingswereld te maken. Immers, bij onze huidige rationele manier van denken worden gebeurtenissen op een tijdlijn geplaatst, waardoor zij zich achter elkaar voordoen in oorzaak en gevolg, en er ook véle oorzaken worden bedacht. Bovendien denken wij onszelf tegenwoordig buiten de kosmos (God), in plaats van er binnen en er onderdeel van uitmakend.
1Cor.10:16-
Is niet het brood dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het
één brood is, zijn wij, hoevelen ook één lichaam. Wij hebben immers deel aan het ene brood.
1Cor.12:14-
(…) want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden, Indien de voet zou
zeggen: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam.
En indien het oor zou zeggen: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?
Col.01:15-
Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem
zijn alle dingen geschapen.
1Sm.02:02-
Er is niemand heilig gelijk de HERE, Want niemand is er buiten U (…).
Pr.02:25-
Want wie kan eten en wie kan genieten buiten Hem?
Voorzover wij tegenwoordig geen acht meer slaan op de samenhang binnen het Universum, en geneigd zijn onszelf als mens buiten de kosmos te denken, spruit deze illusie voort uit de ontwikkeling van het rationele denken, dat een onderscheidend denken is.
In de Oude Wereld daarentegen, was de mens een nietig onderdeeltje binnen de kosmos, en was het ondenkbaar de natuur of het milieu te kunnen beheersen, laat staan geweld aan te kunnen doen.
De kosmos was een levend geheel, en haar krachten vele malen sterker dan de mens.
Oude beschavingen zijn dus niet bij voorbaat primitief omdat zij het rationele denken misten, want juist door hun holistische belevingswereld stonden zij in menig opzicht dichter bij de realiteit dan tegenwoordig.
Ga verder met hoofdstuk II, paragraaf 03 »