HOME

SYMBOLIEK IN DE BIJBEL

VOORWOORD

HOOFDSTUK I:
01. Feiten of symboliek?
02. Schrijvers en schriftgeleerden
03. Werkelijkheid en fictie
04. Israël en Heilig Land
05. Het toneelstuk

HOOFDSTUK II
01. Beeldspraak
02. Gelijkenissen
03. Macrokosmos is microkosmos
04. Zo vader, zo zoon
05. Van de eerste tot de laatste Adam
06. Gelijktijdigheid
07. De nieuwe tijd

HOOFDSTUK III:
01. Elementaire en etnische symboliek
02. Elementaire ideeën
03. Getallen als elementaire ideeën
04. Volkssymboliek
05. Geleende volkssymboliek
06. Symbolische velden

NAWOORD

AFBEELDINGEN
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3



SYMBOLIEK in de Bijbel

3.
Als derde mogelijkheid kunnen we onszelf nog in het Middelpunt van de concentrische cirkels plaatsen; in de Kern te Zijn. Wanneer wij ons vervolgens naar de periferie (het stofaspect) begeven, blijkt het gelijke te verdwijnen. Een grote verscheidenheid van vormen dient zich nu aan, en de Bijbel spreekt dan van verstrooiing.
.
Ez.20:41-                 
(...) Dan zal Ik u uit de landen waarin gij verstrooid zijt, bijeenbrengen (...).


04. Zo vader, zo zoon

In de Bijbel vinden we verschillende vormen van beeldspraak terug, die hetzelfde elementaire idee weergeven. Zo wordt de verwantschap tussen macrokosmos en microkosmos, bij voorkeur uitgedrukt door de relatie tussen de Vader en Zijn zonen, wat op hetzelfde neerkomt.

1Jh.02:23-      
Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de
Vader.

Rm.08:14-      
Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen Abba, Vader.

Speciaal in het Nieuwe Testament, wordt God herhaaldelijk aangesproken in Zijn functie van Vader, in het Hebreeuws: Abba. Het betreft hier de gelijkenis tussen God (JHWH, als alom tegenwoordig Zijnde) en de zonen Gods, die eveneens Zijn.

We mogen wel aannemen, dat de zonen Gods dezelfde status bezaten als de Egyptische farao’s die gods-zonen werden genoemd, omdat zij door de goden verwekt waren. Uit hoofde hiervan waren farao’s in staat als middelaar tussen het volk en de goden op te treden. De Bijbelse zonen Gods waren door God verwekt, en bezaten diezelfde functie. God fungeert als Vader, omdat alle zielen (Zijnsonderdelen of godsvonken) uit Hem zijn geëmaneerd. Wie zich Zelf kent als Zijnde, kent ook de Zoon en de Vader, daar zij van hetzelfde geslacht zijn, en dezelfde eigenschappen bezitten. We vinden hier de wet van analogie terug.

Een zoon (Hebreeuws: ben) nam de erfelijke eigenschappen van zijn vader over, en leefde naar zijn voor-beeld. Zonen voerden hetzelfde beroep uit als de vader, en bij hun namen werd er gewoonlijk verwezen naar de vader. Jezus bijvoorbeeld, werd de zoon van Jozef, de timmerman genoemd.
Een zoon handelde automatisch volgens de wil van zijn vader, een onderdanigheid waarvan de symbolische betekenis tegenwoordig niet meer begrepen wordt. Omdat vader en zoon van dezelfde aard waren, dat wil zeggen van dezelfde Zijnsverwantschap, voerde de zoon graag en vanzelfsprekend uit wat zijn vader verlangde. Op die manier werd de Weg die de voorvaderen hadden bewandeld om tot Realisatie te komen, door latere generaties eeuwenlang stipt nageleefd, en tot in het verre nageslacht in stand gehouden.

Mt.07:21-       
Niet een ieder die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is.

1Jh.02:06-      
Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft.

Lucretius (99 voor Chr.-55 voor Chr.), Romeins dichter en filosoof, drukte de wezensverwantschap met de Vader als volgt uit:
En in de sporen van Uw voeten druk ik de beeltenis der mijne, niet zozeer uit wedijver als: liefde zoekt ook zelve, gelijk te worden aan de Welbeminde”.

De Vader had één speciale Zoon: Jezus Christus, wiens voorbeeld door discipelen, apostelen en christenen nageleefd moest worden om tot dezelfde verwantschap te komen, en dus om tot eenzelfde hoedanigheid uit te groeien. Bijvoorbeeld door liefde voor het geheel te kunnen uitdrukken.

1Cor. 11:01-
Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.

2Cor.03:17-         
En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, Heerlijkheid des Heren
weerspiegelen veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid (…).

Fil. 03:17-
Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt.

Fil.03:20-
Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt (…).

Het is dit principe van gelijkheid en verwantschap dat verklaart, waarom Jezus en iemand als Paulus als voorbeeld dienden en gevolgd moesten worden.
JHWH (alom tegenwoordig Zijn) draagt als Vader Zijn eigenschappen over op zijn zonen, die eveneens Zijn. Hij zal zijn zonen aannemen, omdat zij geschapen zijn naar hetzelfde beeld Gods. Het bewust ervaren van de relatie tussen Vader en zoon is evenwel een kwestie van bewust-Zijn.

Ga verder met hoofdstuk II, paragraaf 04 »